• door Els Rentenaar

In de evangelielezingen van deze weken verhaalt de apostel Matteüs over de verschillende gelijkenissen die Jezus de mensen voorhield over zaaiers en oogsten. Afgelopen zondag, in de tweede lezing uit deze cyclus, borduurt Jezus door op het thema van zaaien en oogsten (Matteüs 13, 24-43). 

Jezus zei daarin onder andere: ‘Gods nieuwe wereld lijkt op een boer die goed zaad strooit op zijn land. ’s Nachts, als iedereen slaapt, komt de vijand van de boer. De vijand zaait onkruid tussen het koren en gaat dan weer weg. Het koren komt op en groeit. Maar tegelijk komt ook het onkruid op. De knechten van de boer gaan naar hem toe. Ze zeggen: ‘U hebt toch goed zaad op het land gestrooid? Waar komt al dat onkruid dan vandaan?’ De boer zegt: ‘Dat heeft een vijand gedaan.’ De knechten vragen: ‘Wilt u dat we het onkruid weghalen?’ Maar de boer zegt: ‘Nee, want als je het onkruid weghaalt, dan trek je ook het koren uit de grond. Laat het koren en het onkruid maar allebei groeien tot de tijd van de oogst. Dan laat ik mijn mannen eerst het onkruid van het land halen. Dat moeten ze bij elkaar binden en in brand steken. Daarna kunnen ze het koren naar mijn schuur brengen.’’ 

Goed zaad of slecht zaad? 

Mijn vader heeft als oudste zoon uit een groot katholiek gezin uit Amsterdam met een zusje tijdens de Tweede Wereldoorlog een tijdje ondergedoken gezeten in Drenthe. Dit omdat mijn grootouders simpelweg minder monden hadden om te voeden. Hij sprak eigenlijk nooit over zijn ervaringen uit die tijd, behalve soms door van die plotselinge en indirecte verwijzingen. Zo herinner ik me een voorval bij kennissen in Egmond aan Zee, die op het punt stonden om een paardje aan te schaffen voor hun dochter. Het was een prachtig dier, een fjordenpaard. Mijn vader liep op het paardje af en begon hem te bestuderen, door het spreekwoordelijke ‘paard in de bek’ te kijken. Zijn conclusie was al gauw dat het beest veel ouder moest zijn dan de verkoper beweerde. Nog verbaasd over deze plotselinge kennisopenbaring zag ik hoe de verkoper afdroop en het paardje terugleidde in de trailer. Op een ander moment bukte mijn vader plots tijdens een wandeling en hij plukte met zijn grote hand een flinke bundel grassen uit de grond. Hij zei daar zoiets bij als: ‘Denk nooit dat mensen van het boerenland dommer zijn omdat ze niet hebben doorgeleerd, want tussen al deze grassen kan een akkerbouwer misschien wel twintig verschillende soorten gewas onderscheiden en benoemen’.  

Moeilijk te onderscheiden 

Die Bijbelse vertelling vond ik daarom altijd al een beetje vreemd, want welke akkerboer zou nou geen onkruid en distels tussen zijn opkomend graan herkennen? Het antwoord zit ‘m in het kruid –of beter gezegd: onkruid- met de naam ‘Dolik’. Dolik, of voluit Lolium temulentum, is een eenjarige plant die behoort tot de Grassenfamilie. De plant kan 1 meter hoog worden en groeit in graanvelden. Deze plant komt veelvuldig voor in Syrië en Israël. En nu komt het gemene addertje tussen dat gras: het lijkt sterk op tarwe, zowel in het stadium van het zaad als de tarwehalmen naderhand. En zo kan het ongemerkt mee-geoogst worden met de tarwehalmen. Als dit ‘dolik’ vermengd wordt met bloem van gewoon tarwe, dan zorgt dat voor een bitter smakend meel en het kan zelfs giftig zijn, omdat het schimmels bevat. ‘Dolik’ wordt ook wel ‘dronkenmanskruid’ genoemd omdat het door de gisting in die schimmels een bedwelming kan veroorzaken. Men zou dat dolik tussen de goede tarwe kunnen uittrekken bij het opschieten, maar omdat het zo sterk lijkt op tarwe, en de sterkere dolikwortels met die van de tarwe verstrengeld zijn, riskeert men tegelijk de goede tarwe uit te trekken. Daarom wacht men tot de oogst om de goede tarwe van het onkruid (dat minder hoog wordt) te scheiden. 

Moeilijk uit te roeien 

Toen wij de sleutel van ons huis kregen, maakten vrienden van ons de grap dat ze stiekem een handvol koolzaad in onze achtertuin zouden strooien. Maar hoewel dat spul hardnekkig is en moeilijk valt uit te roeien, kun je het niet gauw verwarren met iets anders. Dat in tegenstelling tot het kwalijke kruid dolik. Dat het zaaien van die troep een misselijke streek is, blijkt wel uit het feit dat het saboteren van akkergrond met dolik zelfs strafbaar is, zie bv. artikel 536 van het Strafwetboek (België): “…wordt gestraft hij die kwaadwillig een bezaaide akker verwoest, zaad van dolik of van enig ander schadelijk kruid of gewas op een akker strooit, landbouwgereedschappen, omheiningen voor het vee of wachtershutten stukbreekt of onbruikbaar maakt.” 

Hoe graag wensen wij ons niet een perfecte wereld, een plek waar het recht zegeviert en het goede al het kwaad overwint? En dat met de gedachte dat alle offers om goed te doen dan eigenlijk ook beloond zullen worden als stimulans? Maar het leven is geen Disney-film met altijd maar een happy end, en ook het onderscheid tussen goede en slechte mensen kunnen wij niet afdoende maken. Daarvoor beleven wij alles te veel vanuit ons eigen gezichtsveld, of kennen we de nuances waarin mensen leven en leren niet. Onder ons, mensen die van oorsprong goed zijn, zit er dus gerust hier en daar eentje bij die je tot onkruid zou kunnen rekenen, maar hoe we ons ook inspannen, via de kerk, de politiek, of gewoon onze eigen mores: er helemaal vanaf komen, lukt niet. Evenals tegenslag, ziekte en dood dat ons pad kruist. We moeten het er maar mee doen. Intussen kunnen we er alleen voor zorgen dat we ons niet zelf tot het onkruid moeten rekenen, en dat onze gedachtes en ideeen en onze manier van doen niet geinfecteerd wordt door gisting om ons heen. Het kwaad is dus moeilijk uit te roeien, ook in ons eigen bestaan. 

Klein beginnen… 
Jezus gaf nog een voorbeeld aan de mensen. Hij zei: ‘Gods nieuwe wereld lijkt op een mosterdzaadje. Dat is het kleinste zaadje dat er is. Als iemand het zaait op zijn land, dan groeit er uit dat kleine zaadje een boom. Die boom is het grootst van alle planten. En de vogels bouwen er hun nest in.’ Jezus gaf nog een voorbeeld. Hij zei: ‘Gods nieuwe wereld lijkt op gist. Een vrouw doet een klein beetje gist bij een grote zak meel. Daardoor verandert al het meel.’ 

Een mosterdzaadje is een minuscuul klein zaadje, nog kleiner dan een speldenkop, dat kan uitgroeien tot een grote hoge struik. Het is een geliefd veilig onderkomen van de distelvink, die geborgenheid vindt in de dichte vertakkingen en gebladerte, en zaadjes om te eten. De mosterdstruik groeit in het wild op de vlakke velden in het noorden van Israël. 

Eerst zaaien en dan oogsten 

Met deze woorden wil Jezus ons moed, kracht en doorzettingsvermogen geven om aan de realisatie van onze toekomstdromen te durven werken. Als God uit zo’n klein zaadje een grote boom kan laten groeien, dan kan Hij ook uit een idee een zaadje planten voor een toekomst die nog voor ons ligt! Een klein zaadje kan dus veel vruchten voortbrengen. Wat nu schamele kale grond lijkt, kan de voedingsbodem zijn voor de kiem die daarin wortelt. Alleen moet het ruim gestrooid worden en moet er goede grond open liggen zodat het kan ontbinden. Het moet als het ware sterven aan zichzelf om nieuw leven voort te kunnen brengen en zo iets van zichzelf achter te kunnen laten. Wat het vraagt is dat het gevoed blijft worden met de liefdevolle intentie om te groeien tot wat het bedoeld is te worden, met het nodige geduld. En het vraagt tegelijk om geen oordeel of veroordeling uit te spreken over het kwade dat we nooit geheel uit kunnen roeien, maar vooral om het vertrouwen om onze aandacht en energie te steken in het goede dat er is en dat zo groeien kan.  

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *