Overweging zondag 5 september – door pastor J.Adolfs
Lezingen: Jesaja 35,4-7a; Marcus 7,31-37
Weet u wat Oost-Indisch doof betekent? Het groot woordenboek van de Nederlandse taal (‘de Dikke van Dale’) geeft als antwoord:‘Doen alsof je niet hoort dat iemand je iets vraagt of iets tegen je zegt’. Van Dale schrijft hier verder over: “De uitdrukking dateert uit de 19e eeuw en men vermoedt dat deze hebbelijkheid van niet te willen luisteren naar een vermaning of een verzoek wel het meest op de Oost-Indiërs toepasselijk is, daar hun, door de hete luchtsgesteldheid, een natuurlijke traagheid eigen is”. Waarschijnlijk moeten we echter denken aan Indische vorsten die zich bij contacten met westerse machthebbers vaak doelbewust van de domme hielden. Men denkt ook dat die vorsten dat vooral deden om uitstel te winnen bij de Nederlanders.
In het evangelie van vandaag uit Marcus is hier geen sprake van: Jezus wordt in contact gebracht met iemand die echt doofstom is. Dus én niet kan horen wat er gezegd wordt én ook niet kan spreken: het zal je deel maar zijn! Gelukkig zijn er vandaag de dag veel hulpmiddelen en voorzieningen bij bepaalde vooral lichamelijke handicaps: rollator, scootmobiel, bril, gehoorapparaat, blindengeleidehond, blindenstok. De Paralympische Spelen, die vandaag eindigen, hebben ons getoond wat er op het gebied van hulpmiddelen allemaal mogelijk is: wonderbaarlijk!
Naar aanleiding van het evangelie kunnen vragen zijn: luisteren wij goed en verstaan/begrijpen wij wat er gevraagd of gezegd wordt; reageren wij dan ook op de juiste manier, zodat wij openstaan voor elkaar? Of zijn wij liever Oost-Indisch doof en waarom? ‘Effeta’: ‘ga open’, wordt ons vandaag voorgehouden. Mogen wij er oren naar hebben!
Het evangelie van de ontmoeting van de doofstomme met Jezus mogen wij vandaag ook wat meer symbolisch verstaan om er een boodschap aan te hebben. Ik herinner mij nog goed dat mijn oma van moederskant tegen mij zei: ‘Jan, opa is weer even Oost-Indisch doof!’. Nou, dat was hij dan nogal vaak: hij was nooit zo geïnteresseerd in wat er om hem heen gebeurde. Natuurlijk is er soms een reden te bedenken om Oost-Indisch doof te zijn, maar weet dan wel waarom.
U kent ongetwijfeld het gezegde: Spreken is zilver en zwijgen is goud. We horen het goed: zwijgen is meer waard dan spreken. Begin met eerst goed te luisteren en te verstaan en te begrijpen, wat er gezegd of bedoeld wordt. ‘Wat zegt u en waarom?‘ mag best gevraagd worden. Want soms schuilt er meer achter een bepaalde opmerking en is er zelfs sprake van een dubbele bodem. ‘Er staat niet wat er staat’ hoor ik ook nog wel eens.
Ja en dan het spreken. Ik erger mij nogal eens aan de toenemende verruwing van ons taalgebruik, over GVD nog niet eens gesproken. Op vele terreinen is hier sprake van: in de politiek, op de televisie en radio, in kranten, ja in het dagelijks omgaan met elkaar. Je zou er bijna gewend aan gaan raken: zoek naar passende en juiste woorden. Wat dat betreft luister ik op zaterdagmorgen graag naar het radioprogramma ‘De Taalstaat’ van Frits Spits! De omstanders bij de genezing door Jezus van de doofstomme waren buiten zichzelf van verbazing. Je zou zelfs kunnen zeggen in de toon van het evangelie: ze waren sprakeloos! Dit heb ik altijd onthouden van mijn eerste college in de theologie door de professor: “Blijf je altijd verbazen en verwonderen, dus min of meer sprakeloos, wat, waar en hoe er ook iets gebeurt”. Mogen wij daarvoor open blijven staan. ‘Effeta’ en dan onze keuze tussen goed en niet goed kunnen maken. Nogmaals: mogen wij hier oren naar hebben!
AMEN