Overweging op zondag 14 maart 2021 in het N.D.C. Bovenkerk
door Marlies van ’t Hoff-Hattink

In het evangelie van vandaag staat het gesprek centraal dat Jezus heeft met de farizeeër Nicodemus over de spanning tussen duisternis en licht. Als een schuwe hond is Nicodemus langs de huizen gegaan, bang dat hij door anderen gezien zal worden. Daar zitten ze dan tegenover elkaar: de een is een geschoolde theoloog, hij heeft zijn studies keurig afgerond en op een hogere school alles over God geleerd. Aan de ander kant zit een selfmade man. Hij bezit geen diploma’s om over God te kunnen praten. Bovendien komt hij uit Nazareth, een stad waar spreekwoordelijk niets goeds vandaan kan komen.

En dus gaat Nicodemus, vertelt ons het Evangelie, in het donker van de nacht naar Jezus voor een gesprek. Uit veiligheidsoverwegingen dus, om niet gezien te worden. Nicodemus behoort niet tot de Sadduceeën, zoals Johannes ons in de lezing liet weten, maar, tot de Farizeeën en nog wel één die behoorde tot de voornaamste der Joden. Ook hij had verbijsterd toegekeken in de tempel, toen Jezus als het ware de boel kort en klein sloeg en ze uit de tempel verjoeg. Nicodemus wil daar graag het zijne van weten en daarom zoekt hij Jezus in de nacht op.
Nicodemus begint heel complimenteus: Rabbi, wij weten dat U van Godswege bent gezonden, want niemand kan de tekenen doen, die Gij verricht, als God niet met hem is.

Heel mooi gezegd, maar Jezus lijkt net te doen of Hij het niet hoort en gaat meteen op de kern af. “Als iemand niet herboren wordt, kan hij het Rijk Gods niet zien. Daar gaat het dus om. Het Rijk Gods en de weg ernaartoe.
Of beter gezegd: Hoe zal de toekomst eruitzien en hoe kom je erdoor? Juist over die toekomst bestonden tussen de Farizeeën en de Sadduceeën de grootste meningsverschillen.
De Farizeeën geloofden in een verrijzenis van de doden, in een wederopstanding, een geloof dat mensen een heel andere houding in dit leven geeft. Veel betrekkelijker, minder gebonden aan het hier en nu en veel voorlopiger, want er komt immers nog een beter leven hierna. Maar de Sadduceeën geloofden niet in een verrijzenis en verwachtten daardoor veel meer van dit leven en investeerden daardoor heel veel meer in het hier en nu.

Wanneer de evangelist Johannes zoiets vertelt, heeft dat bijna altijd een dubbele bodem. Het betekent natuurlijk ook dat Nicodemus met al zijn geleerdheid in het donker dwaalt en op zoek is naar het ware licht. En er is nóg een zin in het evangelie, die op het eerste gezicht verbazing en verzet oproept. In het midden van het evangelie staat de zin: Wie niet in Hem gelooft, is al veroordeeld! Wat nu? Wat moeten we met al die miljoenen die niet ooit van Hem gehoord hebben? Wat met al die mensen die je niet meer in de kerk ziet? Zijn die dan veroordeeld?
Dat kunnen we onmogelijk aannemen. Maar verder lezend zie je dat het eigenlijk gaat om wat je doet, om hoe je gedrag is, hoe de praktijk van je leven. En in de laatste zin staat: wie de waarheid doet, gaat naar het licht.Daar gaat het dus vooral om: wat doe je met je geloof? Natuurlijk, mijn geloof moet handen en voeten krijgen in mijn doen en laten. Geloof zonder daden stelt niks voor. Heel concreet dit: dat we onze bijdrage aan de Vastenactie niet vergeten. Beweging dus van geloof naar daden.
In die ontmoeting met Jezus leert Nicodemus ondermeer dat hij opnieuw geboren moet worden. Dat wil zeggen: hij moet een ander mens worden, een mens die verder kijkt dan deze wereld; hij moet een begeesterd mens zien te worden, zegt Jezus hem.
En ten tweede leert hij in het gesprek te geloven dat wie zijn ziel zoekt bij Jezus, zijn licht opsteekt bij Hem, het ware en uiteindelijke eeuwig leven zal vinden.
Ten derde hoort hij van Jezus dat God de wereld wil redden en dat dit alleen kan als mensen mensen van licht willen zijn. Wil je het rijk Gods zien, dan moet je herboren worden, zegt Jezus en dat kost pijn, veel pijn! Dat wil zeggen: afstand doen van wat je was of meende te zijn. Afstand doen van wat je bereikt hebt.

Nicodemus werd er zo een. En ze zijn er gelukkig nog: lichtjes in ons soms donkere wereld. Mensen wie het welzijn en het geluk van hun omgeving, hun kinderen, hun collega’s, hun buren, werkelijk ter harte gaan.
Mensen die echt beseffen dat een goed woord dikwijls belangrijker is dan geld. Mensen die zich blijven verzetten wanneer mensen oneerlijk behandeld worden. Mensen die niet makkelijk zwijgen, maar opkomen voor hen, die dat zelf niet durven of kunnen. Mensen die de pijn verzachten van zieken, door er te zijn.
Mensen die tijd en talenten ook gebruiken voor anderen en zo hun bijdrage leveren aan kerk of samenleving.
Kortom, mensen die begrepen hebben en waarmaken wat Paulus schrijft: ‘Gods werk zijn wij, geschapen om in ons leven goede daden te realiseren.
Je kunt geluk niet kopen en het leven is niet alleen leven, als het je goed gaat en als je gelukkig bent en zonder zorgen. Helaas is het leven ook de ontluistering doormaken, afscheid nemen, verdriet hebben.  Maar ook in die omstandigheden leef je, ben je mens, misschien nog wel meer.  En juist dan bij elkaar horen en bij elkaar zijn, maakt nieuwe gevoelens los, die een nieuwe dimensie aan je leven toevoegen.  Een gevoel van opnieuw geboren zijn. Nee, het heil ligt niet buiten ons mensen in een heilstaat en het is ook niet alleen iets voor later, als je dood bent. Het is hier en nu. 

Het ideale van het Rijk Gods is, dat het je doet ontdekken dat je Goede Vrijdag en Calvarie weliswaar niet kunt ontlopen, maar dat het daar doorheen toch altijd weer Pasen wordt.  Pasen, dat betekent leven!
En daar willen wij ons samen de komende weken op voorbereiden en zien wij samen vol verlangen uit naar dit feest van de Verrijzenis.
Amen.